Herlevend Anabaptisme in Nederland

"Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege (...)" II Korinthe 5:20

De twee koninkrijken

De leer van de twee koninkrijken is voor veel christenen een onbekend en soms een ongemakkelijk onderwerp. Het is een onderwerp dat vrijwel niet wordt geleerd of besproken. Dat terwijl Jezus juist die boodschap kwam brengen, en wel direct: "En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galiléa, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods" Markus 1:14 .

Jezus heeft het Evangelie dan ook niet anders genoemd dan het Evangelie van het Koninkrijk. Zijn gelijkenissen waren gericht op het Koninkrijk. Na Zijn opstanding heeft Hij de resterende veertig dagen met Zijn discipelen besteed om te spreken "(...) van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan." Handelingen 1:3b . U zou toch ook alleen het belangrijkste doen en bespreken, wanneer u nog maar een aantal laatste dagen op deze aarde zou hebben?

In Handelingen 28:30-31 staat dat Paulus twee jaar in zijn gehuurde woning verbleef “(…) en ontving allen, die tot hem kwamen; predikende het Koninkrijk Gods en lerende van den Heere Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd.” En over Filippus staat in Handelingen 8:12 “Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en van den Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen.” Het zijn de discipelen die wisten dat het Koninkrijk zou komen, maar alleen niet wanneer: “Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?” (Handeling 1:6). Het kwam hun ook niet toe om te weten wanneer dat zou zijn, maar alleen dat zij de Heilige Geest zouden ontvangen Hand. 1:7-8 . Hoewel dat zij ook niet wisten wanneer zij de Heilige Geest zouden ontvangen, is de Heilige Geest wel belangrijk voor het Koninkrijk. Zo staat er in Romeinen 14:17 “Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door den Heiligen Geest.”

Zijn Koninkrijk is dan ook niet fysiek, maar geestelijk. Zo zegt Jezus tegen Pilatus in Johannes 18:36 : “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.”

Het Evangelie

Misschien denkt u net als anderen: “Maar is het Evangelie niet dat Jezus voor onze zonden is gestorven, en weer is opgestaan uit de dood, zodat wij niet in de dood hoeven te blijven?” Daarop zeg ik volmondig: JA! Maar… dat is niet het doel op zich. Zijn sterven en opstanding heeft iets teweeg gebracht, want zoals u misschien ook weet leert de Bijbel ons dat Hij ons heeft vrijgekocht door Zijn bloed, hetwelk hij gestort heeft op Golgotha. Maar waar zijn wij van vrijgekocht? Daarvoor gaan wij naar Kolossenzen 1:13-14 “Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. In Dewelken wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden.”

Er is de duisternis en er is het Koninkrijk van Jezus. Uit die duisternis moet ieder mens worden verlost, en dat wordt gedaan door Zijn bloed. Die verlossing is de vergeving van onze zonden.

Die zonden zijn de dingen waar de mensen van de wereld zich dagelijks in verblijden, en in doorgaan. Deze zonden zijn (zoals de Bijbel ze noemt) de werken van het vlees. In Galaten 5:19-21 legt Paulus ook uit dat deze niet goed zijn: “De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.”

Het is daarom ook belangrijk om te weten wat deze werken van het vlees nu precies inhouden, en dat legt God in Zijn Woord uit. Zo zegt Jezus in Lukas 16:18 over overspel: “Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.”

Over moord staat er in 1 Johannes 3:15 het volgende: “Een iegelijk die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.” Het is dan ook volledig in overeenstemming met wat Jezus zegt in Mattheus 5:44-45a “Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de Hemelen is.”

Over dronkenschap staat in Éfeze 5:18-21 “En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest; sprekende onder elkander met psalmen, en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in uw hart; dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus; elkander onderdaning zijnde in de vreze Gods.” Overdaad van wijn houdt in dat er veel wijn in je lichaam zit, een gevolg hiervan is dronkenschap. Als je ergens vervuld mee moet zijn, dan is het de Heilige Geest, en het gevolg van die Geest is een blijdschap die zich uit in lofzangen.

Wanneer we dit weten, dan is het logisch dat Jezus in Johannes 3:3-5 zegt: “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. (…) Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.”

Zoals eerder gezegd is de Heilige Geest belangrijk voor het Koninkrijk. Het is dan begrijpelijk dat Jezus tegen Zijn discipelen in Lukas 9:27 zegt: “En Ik zeg u waarlijk: Er zijn sommigen dergenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij het Koninkrijk Gods zullen gezien hebben.”

Het is dit Koninkrijk waar Paulus over spreekt in I Korinthe 15:24-25 “Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht. Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.”

Aan het einde van de eeuwen, zal de Heere Jezus Zijn Koninkrijk overgeven aan God de Vader.

Heerschappij

Jezus wordt door christenen hun Koning en Heer genoemd. In veel gebeden en liederen wordt Hij “Heere Jezus” en “Koning Jezus” genoemd. Maar de implicatie daarvan is, dat Hij volledige heerschappij en zeggenschap heeft over Zijn onderdanen en inwoners van Zijn Koninkrijk (zoals I Korinthe 15:25 ook impliceert). Hij mag gehoorzaamheid van Zijn geredde zondaren verwachten, en dat doet Hij ook in Lukas 6:46 “En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg?”

Net zoals God dat wilde van Abraham, zo wilde God ook van het volk Israël dat zij zouden luisteren naar Zijn stem en Zijn verbond zouden houden. Alleen dan zou het volk Israël Gods eigendom zijn Exodus 19:5 . En God wilde het volgende van Zijn volk: "En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israels spreken zult." Exodus 19:6

God gaf veel regels, wetten en inzettingen aan Zijn volk om te houden. Hij wilde dat het in Zijn koninkrijk op Zijn manier zou gaan. Hij wilde ook dat er een heiligdom (tabernakel/tempel) gebouwd zou worden, zodat Hij in het midden van Zijn volk zou wonen Exodus 25:8 .

In Leviticus 20:22-26 spreekt God duidelijk wat Hij van Zijn volk verwacht — het volk zou Gods inzettingen en rechten moeten houden. Zo niet, dan zouden zij niet in het beloofde land Kanaän kunnen blijven. God zegt dat Hij het volk Israël heeft afgezonderd van de andere volkeren in de wereld. En omdat Hij onderscheid heeft gemaakt tussen de volkeren (Israël en de heidenen), daarom moest het volk Israël een onderscheid maken tussen reine en onreine dieren. Dit onderscheid werd later weer in het visioen van Petrus opgeheven Handelingen 10:15 . Met andere woorden, het teken van de afscheiding is er niet meer, nu kan een heiden ook probleemloos deel uitmaken van Gods volk. Hier kwamen de apostelen in het boek Handelingen dan ook achter.

God wilde dat Zijn volk heilig zou zijn, omdat Hij heilig is. Hij benadrukt dat Hij het volk Israël onder het Oude Verbond afgezonderd heeft “opdat gij Mijne zoudt zijn” Leviticus 20:26 . Het zou Zijn volk zijn, Zijn eigendom, Zijn koninkrijk. Voor God is gehoorzaamheid daarom erg belangrijk in mensen 1 Samuël 15:22 . Het is op basis van die gehoorzaamheid dat Hij een groep mensen “Zijn koninkrijk” noemt Exodus 19:6 . Het beloofde land (Kanaän) was toen nog niet in zicht, dat werd toen ook niet door God genoemd. Het enige wat Hij noemde was: gehoorzaamheid aan Hem. Dit is een belangrijk punt om vast te houden.

Dat Gods volk Israël tegenwoordig niet meer uit Joden bestaat is duidelijk uit Romeinen 9:6-8 waar onder meer staat: “…niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.”.

Daarnaast wordt Exodus 19:6 toegepast in 1 Petrus 2:9-10 op de christelijke gelovigen die uit de heidenvolken komen: “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.”.

Wat nu?

Nu dit alles bekend is, spreekt de volgende illustratie hopelijk voor zich:

Stel: Jan is ambassadeur van Nederland in Japan. Jan zorgt ervoor dat de Nederlandse belangen voor onder meer het bedrijfsleven worden gewaarborgd en zo mogelijk economische, politieke, of strategische kansen worden door hem opgepakt. Wanneer Jan een feestje houdt op de Nederlandse ambassade in Tokio, Japan, dan zorgt hij ervoor dat Nederland wordt gepromoot. Hij zorgt voor taart met kleine vlaggetjes van Nederland erop. Jan draagt dan zelf een oranje stropdas, en het Nederlands volkslied wordt uiteraard uit volle borst door hem gezongen. En het belangrijkste van dit alles is: hij doet het met een blij gezicht en overtuigingskracht, want hij gelooft echt in Nederland. Hij spreekt met Japanners, vertelt hen over Nederland, en brengt hen in contact met de juiste mensen uit het Koninkrijk der Nederlanden, zodat die Japanners meer verweven kunnen worden met zijn Nederland.

Maar wat nu als Japan een verkiezing houdt, en Japanse mensen kunnen stemmen. Wat doet Jan dan? Natuurlijk (zegt u wellicht) hij stemt niet mee, want hij maakt geen onderdeel uit van het koninkrijk van Japan.

Maar wat nu als Japan in oorlog komt, en Jan pakt de wapens op om de Japanners te helpen. Zullen de Japanners dit verwachten van Jan? Ze zullen het wel waarderen, waarschijnlijk. Maar wat zal het koninkrijk der Nederlanden van Jan tegen hem zeggen, wanneer hij de wapens oppakt en het gevecht aangaat voor een ander land? U begrijpt, Nederland zal daar niet zomaar blij mee zijn.

Nee, Jan behoort toe aan het koninkrijk der Nederlanden, en daarbij horen geboden en inzettingen die hij hoort te houden. Zo is het nu ook met het Koninkrijk van onze Heere Jezus Christus.

Paulus geeft ook aan dat wij een wapenuitrusting hebben, en hij noemt dat “…de wapenrusting Gods…” Éfeze 6:11 . Hij zegt daarbij dat wij niet tegen andere mensen moeten vechten; "Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht." Éfeze 6:12 . Wij mogen misschien wel weg zijn uit die duisternis, maar die duisternis probeert ons nog steeds te overmeesteren. Die duivel en zijn demonen blijven dat tot het einde toe proberen.

Paulus heeft ons dan ook de wapenuitrusting uitgelegd, de wapenuitrusting waarvan hij zegt dat wij al aangedaan moeten hebben: "Staat dan, uw lenden omgord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid; En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes; Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen. En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen;" Éfeze 6:14-18 .

Wij hebben samen al geleerd dat wij inwoners zijn van het Koninkrijk van Zijn Zoon. En nu leren wij dat wij een wapenuitrusting aanhebben. Dat houdt in dat wij deel uitmaken van Zijn geestelijk leger. Dit geeft des te meer de reden om niet in aardse legers te participeren. Want Zijn koninkrijk en de koninkrijk van de duisternis (deze wereld) zijn geen bondgenoten. Wanneer wij bijvoorbeeld kijken naar het Koninkrijk der Nederlanden, dan zijn er 25.000 mensen die hun Nederlandse nationaliteit hebben verloren, toen ze gingen meevechten met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.

Waarom zou dat anders zijn in het Koninkrijk Gods? Of heeft Paulus een onjuist punt, en hebben wij wel te vechten tegen vlees en bloed? Wanneer we zouden kijken naar datgene wat de vroegere kerk van de eerste eeuwen na Christus daarover zei, dan is daar (bijvoorbeeld beschreven door Tertullianus, Origenes en Lactantius) een heel duidelijk standpunt daarover: het is niet toegestaan. Anders gezegd: je werd uit de gemeente gezet als je dat deed.

Om terug te gaan naar Jan, hij is een ambassadeur. Paulus noemt ons ook een gezante (een ambassadeur), en we zijn door Christus gestuurd: "Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege (...)" II Korinthe 5:20a . Net als dat Jan een boodschap heeft voor de Japanners over Nederland, zo hebben wij ook een boodschap: “…alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.” II Korinthe 2:20b .

Het Evangelie

Datgene wat Jezus bracht was: verlossing van zonden (uit de duisternis getrokken), en het geven van een nieuw leven (een leven in Zijn Koninkrijk). Zoals we hebben geleerd bestaat dit Koninkrijk uit mensen. In dit Koninkrijk van Hem heeft Hij geboden en inzettingen gegeven. Dat is vrij logisch, want zonder regels ontstaat er anarchie. Daarom ook dat Paulus onder meer tegen de Korintiërs zegt in I Korinthe 11:2 “En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzetting behoudt gelijk ik die u overgegeven heb.”

Dit wetend, dan is het duidelijker wanneer Paulus ons leert in het eerdere genoemde Galaten 5:19-21 dat diverse vleselijke werken/daden ervoor zouden zorgen dat u en ik het Koninkrijk niet kunnen beërven. Dan rijst de vraag: wat voor consequentie heeft dat?

Om die vraag te beantwoorden kunt u het beste eens nagaan wat er gebeurde toen het volk Israël “wederspannig” werd tegen de Heere toen het uit Egypte trok en het land Kanaän moesten intrekken Numeri 14:9 . Ga ook maar na wat er gebeurde met Mozes en Aaron toen Mozes twee maal op de steenrots sloeg met zijn staf om water te krijgen voor een dorstig volk, terwijl Gods opdracht was om tot de rots te spreken Numeri 20:11,8 . In beide gevallen kwamen die mensen niet in het beloofde land Kanaän.

Misschien denkt u nu wel: “Dit klinkt meer als een ‘werk-en-wees-gered-Evangelie’.” Maar dat is niet zo. Er is een bekering, en er is een nieuw leven. Je kunt niet het één of het ander loskoppelen en niet doen. Beiden zijn nodig. Hoe de verhouding is, wat de bekering is, en wat het leven is, dat weten wij niet. Waar de lijn ligt voor wat God doet, en wat mensen behoren te doen, zodat wij voor eeuwig bij Hem kunnen zijn, weten wij niet. Het enige dat wij weten is dat wij ons moeten bekeren, en Hem gehoorzaam moeten zijn, en Hem vertrouwen op de beloften die Hij doet. Anders dan dat is Gods vraag niet aan ons, en meer hoeven wij ook niet te weten.

Het Evangelie is dan ook niet alleen geloven dat Jezus is gestorven voor onze zonden, en weer is opgestaan. Het Evangelie is een hernieuwd leven in Zijn Koninkrijk.

"Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;" Filippenzen 1:27